Als je iets schrijft, wil je dat mensen je begrijpen. En dat ze je tekst helemaal lezen. Zodat er geen misverstanden ontstaan. En ze geen belangrijke informatie missen. Dit betekent dat je bij het schrijven rekening moet houden met hoeveel interesse een lezer heeft in je onderwerp. En hoeveel kennis. Verder moet je rekening houden met het taalniveau van de lezer. In deze blog lees je meer over taalniveaus. Welke zijn er? Waarom is het belangrijk dat jouw organisatie er rekening mee houdt? En hoe doe je dat?

Welke taalniveaus zijn er?

De Raad van Europa onderscheidt 6 verschillende taalniveaus: A1, A2, B1, B2, C1 en C2. Het gaat dan om niveaus waarop mensen een nieuw geleerde taal begrijpen en kunnen gebruiken. A1 is het meest eenvoudige niveau, C2 het meest moeilijke. Inmiddels gebruiken veel overheden, banken, verzekeraars, ziekenhuizen, woningcorporaties en andere (commerciële) organisaties deze taalniveaus ook om te meten hoe begrijpelijk hun eigen communicatie is.

Taalniveau A1

Mensen met taalniveau A1 begrijpen vertrouwde namen, woorden en zeer eenvoudige zinnen. Bijvoorbeeld in mededelingen, folders en brochures.

Taalniveau A2

Mensen met taalniveau A2 kunnen zeer korte, eenvoudige teksten lezen. Denk aan persoonlijke brieven die niet te lang zijn en waarin alleen gemakkelijke woorden staan. In alledaagse teksten kunnen ze specifieke, voorspelbare informatie vinden. Het gaat dan bijvoorbeeld om folders, menu’s, advertenties en dienstregelingen. Mensen die een inburgeringsexamen hebben gehaald, hebben minimaal dit niveau.

Taalniveau B1

Mensen met taalniveau B1 begrijpen teksten als ze bestaan uit woorden die veel voorkomen. Als de tekst gaat over een onderwerp waarvan iemand veel weet, bijvoorbeeld vanwege zijn of haar werk of hobby, mogen er ook moeilijkere woorden in staan. In persoonlijke brieven kunnen ze gevoelens en wensen goed begrijpen.

Taalniveau B2

Mensen met taalniveau B2 kunnen artikelen en verslagen over hun eigen interesse- en vakgebieden begrijpen. Hetzelfde geldt voor teksten over eigentijdse problemen. Ook literair proza begrijpen deze lezers meestal wel, zolang het eigentijds is.

Taalniveau C1

Mensen met taalniveau C1 kunnen lange en complexe teksten begrijpen. Zowel feitelijke als literaire teksten. Ook als deze teksten gaan over een onderwerp waarop ze zelf geen specialist zijn. Soms moeten ze een passage wel even herlezen. Daarnaast waarderen ze het als de stijl wisselt, bijvoorbeeld een mix van korte en lange zinnen.

Taalniveau C2

Mensen met taalniveau C2 kunnen bijna alles moeiteloos lezen. Dus ook erg abstracte en structureel of linguïstisch complexe teksten. Maar kunnen is uiteraard niet hetzelfde als willen. Vooral als de tekst gaat over een onderwerp waarin ze niet echt geïnteresseerd zijn, gaat hun voorkeur meestal uit naar kort en bondig.

Waarom zijn taalniveaus belangrijk?

Als overheid, bank, verzekeraar, ziekenhuis of woningcorporatie wil je burgers en bedrijven goed informeren. Dat betekent niet alleen volledig, maar ook op een manier dat je doelgroep je boodschap begrijpt. En zodat de lezers van je tekst weten wat ze moeten doen. De Nationale ombudsman, AFM en andere toezichthouders letten hier ook steeds vaker op. Ook bij interne communicatie komt er steeds meer aandacht voor begrijpelijke teksten. Organisaties kunnen veel tijdswinst behalen als ze hun eigen e-mails, handleidingen, rapporten en dergelijke helder en duidelijk schrijven.

Heldere taal is altijd een slimme keuze

Overigens speelt begrijpelijkheid, en dus het taalniveau, niet alleen in informatieve teksten een belangrijke rol. Ook in commerciële teksten is dit belangrijk. Wollige productvoorwaarden kunnen zomaar een reden zijn dat je klanten afhaken. En het omgekeerde is misschien nog wel belangrijker. Als jouw productvoorwaarden veel helderder zijn dan die van je concurrenten, levert dat veel extra vertrouwen op bij je potentiële klanten. Ze weten dan dat je niets te verbergen hebt en waarschijnlijk ook goed benaderbaar bent voor eventuele vragen in de toekomst.

Welk taalniveau moet je kiezen?

Stuur je een tekst naar een grote, diverse groep mensen? En wil je dat zo’n groot mogelijk deel daarvan je tekst begrijpt? Dan is het belangrijk zo’n laag mogelijk taalniveau te kiezen. In de praktijk geldt echter voor veel informatie dat deze niet of erg lastig is te vatten in een tekst die mensen met niveau A1 of A2 begrijpen. Zeker als het gaat om uitleg van voorwaarden, regels en dergelijke. Daarom hanteert de rijksoverheid voor zichzelf de norm van B1. Ook gemeenten , banken, ziekenhuizen, verzekeraars en woningcorporaties volgen vaak deze norm.

B1 taalniveau voor 80% van de mensen

Is je tekst geschikt voor mensen met taalniveau B1? Dan begrijpt zo’n 80% van de mensen deze. Voor de meeste communicatie-uitingen is dat voldoende. Ben niet te bang dat mensen met een hoger taalniveau je tekst dan veel te simpel vinden. Het is voor iedereen fijn als een tekst direct duidelijk is. Zeker als het gaat om onderwerpen als pensioenen, indieningsvereisten, medische ingrepen, huurregels, verzekeringsvoorwaarden en dergelijke. Weet je echt zeker dat je alleen voor vakgenoten schrijft of alleen voor mensen met een hoger taalniveau? Dan kun je je tekst daarop aanpassen. Maar liever iets te duidelijk dan te onduidelijk.

Een lager taalniveau

Wil je een doelgroep met taalniveau A1 of A2 bereiken? Dan zijn er verschillende mogelijkheden. Bijvoorbeeld een folder in een vreemde taal als de doelgroep die taal beter spreekt. Of een patiëntenfolder voor mensen met een verstandelijke beperking met daarin een puntsgewijze opsomming in echt heel eenvoudige taal van alleen de allerbelangrijkste punten. Geef daarbij aan dat het om een vereenvoudigde samenvatting gaat van de voorwaarden, regels of voorlichtingsbrochure speciaal voor dit doel. En waar de lezer (of een begeleider) de complete tekst kan vinden. Een andere oplossing is in de voorwaarden, regels of voorlichtingsbrochure een kader met superkorte samenvattingen van de belangrijkste punten te maken.

Beeld in plaats van tekst

Staar je overigens niet te veel blind op tekst. Soms kun je je boodschap beter overbrengen met beelden. Zeker als het gaat om feiten, cijfers en trends. Beelden helpen ook abstracte informatie concreet te maken. Gaat het om een instructie of handleiding? Dan zijn korte video’s vaak een goede oplossing. Al moet je ook dan goed op je taalniveau letten als je je doelgroep niet met meer vragen wilt opzadelen dan dat je antwoorden geeft.

Hoe bepaal je het taalniveau van een tekst?

Strikt genomen heeft een tekst geen taalniveau. Het is immers de lezer met een bepaald taalniveau die een tekst wel of niet begrijpt. Maar je kunt wel inschatten of je tekst voor de lezer met een bepaald taalniveau geschikt is. De belangrijkste criteria daarvoor zijn het type woorden dat je gebruikt (makkelijke woorden die veel voorkomen in het Nederlands of juist moeilijke vaktermen) en de lengte van je zinnen, alinea’s en de hele tekst. Dit zelf voor iedere tekst bepalen is erg lastig. Maar met de webapplicatie of Word- en Outlookplugin van Klinkende Taal weet je het taalniveau van je tekst met een druk op de knop.

In 10 stappen naar een begrijpelijke tekst op B1-niveau

Taalniveau B1 is zoals gezegd een slimme keus als je een tekst gaat schrijven waarmee je een grote, diverse groep mensen wilt informeren. Of als je het taalniveau van de ontvanger niet kent. Of als je sowieso houdt van helder en duidelijk. Maar hoe zorg je er eigenlijk voor dat je tekst geschikt is voor taalniveau B1? Dat is nog niet zo gemakkelijk. Daarom een handig stappenplan:

1. Kies de belangrijkste boodschappen voor de lezer

Geef allereerst antwoord op de vragen die je lezer eventueel aan je heeft gesteld. Daarna vertel je wat de lezer moet weten en wat je moet zeggen. Vervolgens wat de lezer wil weten en wat je wilt zeggen. Laat de laatste twee onderwerpen weg als je brief langer wordt dan drie alinea’s. Verwijs eventueel naar een website voor meer informatie. Is iets helemaal niet relevant voor de lezer? Laat het dan weg in een B1-tekst.

2. Zet je boodschappen in eenvoudige zinnen

Gebruik niet meer dan twaalf woorden in een zin. Noem in iedere zin alleen het allerbelangrijkste. Kies telkens voor dezelfde grammaticale vorm. En maak je zinnen bij voorkeur u- of je-gericht. Bijvoorbeeld ‘U moet de rekening voor 3 april betalen. U krijgt een boete van € 25,- als u te laat betaalt. U hoeft niets te doen als u al heeft betaald.’

3. Maak je boodschappen vet

Dan heb je gelijk de kopjes van je alinea’s. Dat is handig voor de lezer, want hij of zij kan de belangrijkste boodschappen daarmee in een oogopslag zien. Op deze manier weet hij of zij binnen 10 seconden de antwoorden op zijn of haar vragen, wat hij of zij moet doen en wat je van hem of haar wilt.

4. Onderbouw je boodschappen

Onder de kopjes geef je de uitleg ervan. Voor taalniveau B1 geldt daarbij het advies om maximaal 5 zinnen per alinea te gebruiken. Houd ook deze zinnen kort. Gemiddeld niet langer dan 12 woorden. Vaak kun je een punt zetten, waar je vroeger een komma plaatste. De belangrijkste informatie voor de lezer komt zoveel mogelijk bovenaan in een alinea.

5. Maak een korte inleiding

Geef de aanleiding van je brief weer. Zo kort mogelijk. En vertel in je inleiding nog geen belangrijke boodschap aan de lezer.

6. Maak een kort slot

Het slot gebruik je om de lezer te vertellen waar hij of zij meer informatie kan vinden. Of een extra toelichting. En aan wie hij of zij vragen kan stellen, inclusief telefoonnummer, e-mailadres en eventueel andere relevante contactgegevens. Vertel ook in het slot geen belangrijke boodschappen, want de kans is groot dat de lezer het slot overslaat.

7. Kies voor woorden die de lezer kent

Als je veel kennis van een onderwerp hebt, schrik je niet terug voor vaktermen. Sterker nog: je merkt vaak niet eens dat je in jargon praat. Maar voor een lezer zijn dat vage woorden. Ze maken je tekst moeilijk te begrijpen. Een lezer met taalniveau B1 vindt sowieso bijna alle woorden die niet zoveel in de dagelijkse taal voorkomen moeilijk. De website ishetb1.nl helpt je gemakkelijke woorden te kiezen.

8. Leg ingewikkelde noodzakelijke termen uit

Kun je een ingewikkelde term echt niet vermijden? Bijvoorbeeld omdat iets nu eenmaal zo heet en er geen vergelijkbaar alternatief is? Leg die ingewikkelde term dan uit.

9. Schrijf concreet en consequent

Maak duidelijk wie, wat, waar en wanneer. Oftewel noem namen, bedragen, data, nummers en dergelijke. En kies steeds hetzelfde woord voor hetzelfde iets. In ieder andere tekst is het vaak leuk woorden wat af te wisselen met synoniemen ervan, anders wordt het saai. Maar een informerende tekst voor B1-lezers wordt er juist onduidelijk door. Want jij weet misschien dat je in je brief met ‘relatienummer’ en ‘klantnummer’ hetzelfde bedoelt, de lezer kan zomaar denken dat het om twee verschillende nummers gaat.

10. Schrijf actief

Een klassiekertje onder de vele schrijftips voor eenvoudig schrijven: vermijd onnodige hulpwerkwoorden. Dus geen ‘worden’, ‘zullen’ en ‘kunnen’. Met dat soort woorden in je zin is het vaak niet meer duidelijk wie iets doet of vindt. En je komt al snel heel erg onpersoonlijk en heel formeel over. Gewoon niet doen dus.

Meer weten over B1? Lees deze B1-tekst over het taalniveau B1.

Oefening baart kunst

Omdat een tekst in B1 zo gemakkelijk leest, lijkt het op het eerste oog vaak ook of de schrijver deze zo in één keer heeft opgeschreven. Dat is echter zelden waar. Het vraagt veel oefening om op taalniveau B1 te kunnen schrijven. En zeker in het begin ook veel herschrijfwerk. Daarnaast pakt de ene persoon het sneller op dan de andere. Voor organisaties waar medewerkers regelmatig met de buitenwereld communiceren of waar men tijd wilt besparen met het schrijven en lezen van interne e-mails en andere teksten, is het daarom zeker verstandig gezamenlijk een training schrijven in taalniveau B1 te volgen.

Is het b1?

Twijfel je tijdens het schrijven of een woord geschikt is voor een B1-tekst? Dan kun je dit op ishetb1.nl controleren. Voer je bijvoorbeeld ‘nota’ in, dan zie je dat dit woord niet geschikt is voor B1. Het is te abstract. Je ziet gelijk dat je beter kunt kiezen voor ‘rekening’ of ‘bon’. Weet je zelf een nog beter woord? Of mis je een woord waarvan je wilt weten of het B1 is? Dan kun je dat doorgeven.

Nog meer hulp bij het schrijven

Organisaties die medewerkers nog meer hulp willen bieden bij het schrijven op B1-niveau kiezen voor Klinkende Taal. Medewerkers zien dan gelijk welk taalniveau een tekst heeft. En welke dure woorden, lange zinnen, passieve constructies en zo door in hun tekst staan. Ze kunnen dit direct verbeteren. De tool is beschikbaar als plugin voor Word en Outlook, superhandig want dan zie je tijdens het schrijven gelijk waar je je tekst nog kunt verbeteren. Daarnaast is Klinkende Taal beschikbaar als webapplicatie. Daarmee kun je Klinkende Taal overal op de wereld gewoon in je browser gebruiken.

Nog meer weten over taalniveaus?

Bekijk deze video.